In moderne huwelijkse voorwaarden staat vaak dat bij overlijden wordt afgerekend alsof er algehele gemeenschap van goederen zou zijn geweest. In deze zaak waren er ouderwetse huwelijkse voorwaarden, waarbij die afrekening alleen op verzoek zou plaatsvinden. Naast die huwelijkse voorwaarden waren er ouderwetse testamenten gemaakt, waarmee de weduwe het vruchtgebruik van de nalatenschap kreeg. Het hof in Den Haag oordeelde dat bij het overlijden van de weduwe erfbelasting geheven mocht worden over het door haar overlijden vrijgevallen vruchtgebruik. Einde door overlijden van een vruchtgebruik op basis van een overeenkomst wordt belast met erfbelasting. Het vruchtgebruik zelf was in dit geval bij testament ingesteld. Daarom vond de rechtbank eerder dat geen erfbelasting mocht worden geheven. Maar het Hof keek ook naar de vrijwilligheid uit de huwelijkse voorwaarden en zag daarin de overeenkomst, op basis waarvan het vruchtgebruik was ontstaan.
