Door de Rechtbank Limburg zijn argumenten opgesomd, waarom het grondrecht om bezwaar te mogen maken in dit geval sterker was dan het grondrecht van contractsvrijheid. Het in een overdrachtsakte afgesproken verbod om bezwaar te mogen maken werd nietig verklaard. Door een “kettingbeding” op te nemen gold het verbod niet alleen voor de contractant, maar ook zijn rechtsopvolgers. Daar werd een boete aan toegevoegd als dwangelement. En er was geen concrete afbakening voor welke concrete situaties het verbod was bedoeld, in combinatie met een onbeperkte looptijd.
